Afgelopen oktober was ik op vakantie in Portugal. Ik zou al eerder vertrekken, maar mijn gezondheid liet het niet toe. Ik was overspannen, somber, uitgeblust. De gedachte om mijn veilige thuis te verlaten voor een onbekende plek maakte mij onrustig. Ik besloot niet te gaan.
Toch bleef het kriebelen. De veilige haven die ik mijn thuis noem was namelijk niet alleen veilig, maar ook benauwend. De muren kwamen op mij af. Ik werd gek van mijn eigen gedachten, van de spanning in mijn lichaam. Portugal bleef roepen. En zo vertrok ik alsnog. Na 48 uur in Portugal voelde ik mij een compleet ander mens. Er kwam een kalmte over mij heen zoals ik die in tijden niet had ervaren. De zon bracht mij warmte. De zee gaf mij de rust waar ik al zo lang naar verlangde. Ik kwam thuis. Dit keer niet in mijn huis in Amsterdam, maar in mezelf.
Ik werd wakker. Wakker uit de illusie dat het leven bedoeld is om keihard te werken. Om te zweten, om te stressen. Om te strijden. Voor die paar weken vakantie per jaar waarin we werkelijk vrijheid ervaren. Om prestaties te leveren waar onze omgeving voor kan applaudisseren. Om een huis te kopen waar we vervolgens niet gelukkig in zijn.
Ik wil meer dan dat.
Ik maakte het besluit om het leven waar ik zo naar verlangde mezelf niet langer te ontnemen. En toen kwam ik thuis. In mezelf.
Ik ben dit leven nog aan het creëren. De vraag is of we daar überhaupt ooit klaar mee zijn.
Maar de eerste stappen zijn gezet. Ik kan niet wachten.